Stilletjes zitten John en Edith in gedachten verzonken. De avondzon geeft de laatste restjes warmte af, en de hemel kleurt in gemengde flarden oranje en blauw.
“Ben je er klaar voor? ” John kijkt Edith aan om haar reactie te peilen. Eergisteren hadden ze vroeg afscheid genomen van Wil, na hun bezoek aan de abdij. De twee volgende dagen waren snel voorbij gegaan, en ze hadden aan het verkeer gemerkt dat ze dichter bij de stad kwamen. Weldra zouden ze weer ondergedompeld worden in een grote gemeenschap. Dat zou wennen zijn, na zoveel tijd bijna alleen te hebben gereisd. Edith trekt even met haar schouders, maakt haar blik los van de betoverende luchten, en kijkt naar haar voeten. Die zouden best wel wat meer rust kunnen gebruiken. “Ik weet het niet” zegt ze, “ik neem aan van wel. Ik weet niet wat ons te wachten staat.” Dat hadden ze ook verwacht. De stad is immers veel groter en dynamischer dan het de dorpsomgeving waar ze vandaan kwamen. Wat eerst een avontuur leek, begint nu toch een beetje spanning op te roepen. John legt z’n hand op haar arm in een geruststellend gebaar. “Het gaat wel goedkomen. We kunnen altijd weer vertrekken als het ons niet zint, toch? ” Maar ook bij hem knaagt wat onrust.
Hun vroegere leven bood op een bepaald moment niet meer voldoende uitdaging. Daarom besloten ze weg te trekken. De reis had goede en slechte dagen gekend, maar al bij al was deze tocht een leerzame ervaring. Zoveel nieuwe dingen en vaardigheden die ze moesten leren, dat ze elke nacht voldaan in slaap vielen. Die afwisseling was leuk, en wat vooral opviel was hoe ze steeds beter op elkaar ingespeeld raakten. Hun relatie is daardoor hechter geworden, en ze kunnen elkaar nu nog beter “lezen”. Ze hadden alleen elkaar om rekening mee te houden. En dat is iets wat ze moeten opofferen in de stad. Daar kun je niet geïsoleerd leven. Daar krijg je te maken met andere mensen, sommigen oppervlakkig, anderen vaker en intensiever. Al die verdeelde aandacht zal hen enigszins uit elkaar trekken. Ze zullen niet meer alles van elkaar weten, gewoon omdat dat teveel is. Ze moeten werken om aan geld te komen. Hun vrije tijd zal gedeeltelijk opgaan aan sociale verplichtingen. Hopelijk vinden ze iemand die hen kan vertellen hoe alles werkt in de stad, en waar ze wat kunnen vinden. Hij herinnert zich een belangrijke les, en terwijl hij Edith aankijkt zegt hij: “Je weet nog wat we altijd tegen elkaar zeiden: hoe mensen ergens over denken, wat ze daarover tegen anderen zeggen, en wat ze uiteindelijk doen, zijn vaak drie heel verschillende dingen. Je mag ze hypocriet noemen, of leugenaars, maar uiteindelijk gaat het alleen om wat ze doen, hoe ze dingen omzetten en hoe ze ons behandelen. Al het andere telt niet echt mee, ook al voel je je aangesproken, of oneerlijk behandeld. Helaas zal dat in de stad nog sterker het geval zijn omdat mensen minder van elkaar weten, en het leven in veel opzichten troebeler is.”
Hun leven zal inderdaad niet meer hetzelfde zijn. Edith beseft dat goed. De reis was niet altijd eenvoudig, maar ze waren gelukkig met elkaar. Door de plotselinge bezorgdheid die ze voelt, begrijpt ze waarom sommige mensen het liefst juist wegtrekken uit steden, en naar dorpen komen zoals waar zij is opgegroeid. Ze ziet John’s bezorgde blik, en glimlacht. “Het gaat wel, hoor. Het is het onbekende en het gevoel van dreiging waarom ik stil ben. Ik weet ook niet waar dat vandaan komt. Maar laten we afspreken dat we er altijd voor elkaar zullen zijn, alles met elkaar bespreken en doornemen zonder dat we elkaars beslissingen moeten goedkeuren ofzo. Zolang we maar weten wat ons bezighoudt, en waarmee we geconfronteerd worden. Als zoveel mensen daar een bestaan vinden, waarom wij dan niet? En het is zoals je zegt: laten we ons niet vastleggen op Landspoort. Er is nog zoveel mèèr op deze aarde! ” Edith maakt haar arm los John’s greep, en slaat die om hem heen voor een knuffel. Terwijl ze dicht bij elkaar zitten, slaken ze allebei onwillekeurig een diepe zucht.
Ze zijn er klaar voor!