Enigszins ontmoedigd reizen John en Edith weer verder door het hier licht beboste gebied. Ze hadden de zwerfstam geholpen na de brute overval door lokale bandieten, gewonden verzorgd en spullen bij elkaar gezocht. De sterkste mannen en vrouwen hadden de aanvallers opgehouden, zodat de rest een goed heenkomen kon zoeken. Ondanks een flink aantal gewonden, waren er verder geen ernstige gevolgen. De stamleidster wist blijkbaar dat bandieten alleen op goederen uit zijn, en doden of ernstig gewonden vermijden. Dat zou alleen maar tot vendettas en achtervolging door gezagsdragers leiden. De stam was een aantal spullen kwijt, maar gelukkig niets wat niet snel vervangen kon worden. Ze aanvaardden de hulp van John en Edith dankbaar, maar op hun voorstel om samen verder te trekken was afhoudend gereageerd. John wist dat deze stammen nu eenmaal erg op zichzelf zijn. Edith was een beetje teleurgesteld. De volgende dag trokken ze dus verder, in de wetenschap dat ze niet snel van achteren verrast kunnen worden nu de stam hen op korte afstand volgt.
Na een paar uur stilzwijgend lopen, horen John en Edith plotseling de zachte tonen van een fluit. Het klinkt een beetje onwerkelijk na hun ervaringen een dag eerder, en ze kijken verbaasd om zich heen. Rechts van hen ontwaren ze een klein paadje dat mogelijk naar de geluidsbron leidt. Toe aan een pauze, en nieuwsgierig geworden naar de muzikant wiens muziek de zwaarte uit hun gemoed verdrijft, besluiten ze om een kijkje te gaan nemen. Het pad stijgt, en gaat over in weggesleten kale rots. Even later doemt een hoge wand voor hun op, terwijl het pad naar links afbuigt. Verderop zien ze een open plek, met aan de overkant daarvan de fluitspeler die, terwijl hij hen vrolijk aankijkt, zijn deuntje vervolgt. In de rotswand ziet John de donkere opening van een grot. Afgezien van de restanten van een vuurtje is er weinig te zien. Bij de kluizenaar, want dat moet het volgens John zijn, liggen nog een paar stenen en stammetjes om op te zitten.
Edith staat met een hand in haar zijde geamuseerd naar de fluitspeler te kijken. Hij heeft iets rustigs over zich, maar oogt toch ook levenslustig. Zijn ogen glinsteren geïnteresseerd, en Edith kan geen emotie of waardeoordeel eruit aflezen. Het gaat hem blijkbaar goed. De lappen stof en leder die om hem heen hangen slagen er nauwelijks in zijn omvangrijke gestalte te verbergen, iets waar hij zich blijkbaar absoluut geen zorgen over maakt. Toch is hier geen rijkdom te bespeuren. Het lijkt eerder alsof alle wereldse waarden hier niet bestaan.
De fluitspeler beëindigt zijn spel, en wenkt hen dichterbij. Terwijl John en Edith ergens een zitplekje zoeken, stelt hij zichzelf voor als Wil, en biedt hen iets te drinken aan. Het frisse water doet hen goed. Wil zegt, met een snel gebaar in de richting waar ze vandaan kwamen: “Ik heb gezien hoe jullie die mensen geholpen hebben. Net als jullie heb ik mezelf ook op tijd kunnen verbergen voor de overvallers. Niet dat ik iets te duchten heb, ik bezit niets van waarde. Sommigen ken ik nog van vroeger, als kind. Het is jammer dat ze deze gewelddadige weg gekozen hebben. Maar ja, ieder zoekt zijn eigen weg, nietwaar? ”
John is wat geprikkeld. “Waarom geef je dat niet door aan het gezag? Dan worden ze opgepakt en gestraft! ”
“Dat heeft weinig zin; die bendes blijven toch wel bestaan. Als ik ze ken, kan ik ze wellicht beïnvloeden als het echt nodig is.” Wil ziet de afkeuring op John’s gezicht. “Ik begrijp jouw gevoel daarbij. Maar mensen zullen zich altijd ergens bij aansluiten omdat ze zich dan veilig voelen, of omdat er dan meer zekerheid is over eten en drinken, of gewoon omdat hun partner er al bij aangesloten was. En er zullen altijd verschillende groepen zijn. Zij die met hun handen iets maken, zoals boeren en ambachtslieden, zij die daaruit het grootste voordeel proberen te halen, zoals de kooplieden en grootgrondbezitters, en zij die dat dan weer proberen te stelen, zoals deze bendes of legers uit andere landen. Daar verander ik niets aan door twee kruimeldieven aan de kaak te stellen. Zolang de balans bij hen niet doorslaat in dood en vernietiging, moeten ze maar leven met de afkeuring van de rest van de maatschappij, en de cultuur van geweld en macht in zo’n bende. Ze zijn altijd vrij om op te stappen als ze dat écht willen.”
Edith wil wat anders weten: “Had je de stam kunnen waarschuwen? En waarom heb je gisteren niet geholpen? ”
Wil lacht even. “Met andere woorden, waarom houd ik me afzijdig? Wel, dat is mijn gekozen leven. Hier leef ik van wat de natuur en een toevallige bezoeker voor mij beschikbaar heeft. DIE wereld is niet meer MIJN wereld.” Hij is echter nog niet klaar als Edith wil reageren. “En ik heb geprobeerd die stam te waarschuwen. Maar zij hebben niet zoveel op met kluizenaars zoals ik. Waarschijnlijk vonden ze me te onnozel om mij te geloven, alhoewel ik denk dat hun waakzaamheid verhoogd was, en ze daarom maar zo weinig schade hebben geleden. Maar dat zullen we nooit weten, en dat is ook niet belangrijk. Toen ik jullie zo bedreven bezig zag na de vechtpartij, leek het me niet nuttig om ook nog mezelf te melden. Zeker omdat ze eerder al zo argwanend waren.”
John begrijpt het. “Net als wij besloot je veilig af te wachten. Je erin mengen had niet geholpen, en waarschijnlijk meer problemen gegeven. Dat lijkt misschien laf, maar is wellicht in sommige situaties toch het beste wat je kunt doen. Door voor jezelf te zorgen, ben je er later ook nog voor anderen als het écht nodig is.”
Ondertussen laat John zijn gedachten vluchtig over de hele situatie gaan. Wil ziet er met z’n bolle bierbuik niet echt als een kluizenaar uit, maar verder draagt deze plek alle teken van eenzame bewoning zonder stadse invloeden. Als je jezelf isoleert van de rest van de wereld, dan is het ook wel logisch om niet te proberen in je eentje zo’n conflict te voorkomen. Anderzijds doet Wil geen moeite zijn bestaan te verbergen. Goed, zijn woonplek is niet makkelijk te vinden vanaf de doorgaande weg. Hij en Edith hadden de fluittonen nodig om de richting te bepalen. En dat verbaast hem nu weer: het lijkt alsof Wil hen beiden opzettelijk gelokt heeft. Dat was ook niet nodig geweest. “Waarom heb je ons hier naartoe gelokt met je muziek? ”
In een goedkeurend gebaar steekt Wil z’n rechterduim omhoog. “Scherpe geest! Dat mag ik wel. Je hoeft geen achterdocht te koesteren. Ik vond dat jullie er wat teneergeslagen uitzagen na gisteren. Een complimentje leek me wel op z’n plaats! ” Wil bergt zijn fluit op in een draagtas, bijna spijtig, alsof hij graag nog wat gespeeld had voor zijn gasten, en neemt een slok water. “Wat jullie hebben gedaan was prima, en je hebt ook de wens van de stamoudste gerespecteerd door niet samen te reizen. Daarnaast ben ik ook wel benieuwd waarheen twee mensen zo alleen op weg zijn! ” Afwachtend kijkt Wil naar John en Edith. Edith heeft niet de reserve of achterdocht van haar partner, en heeft er geen probleem mee zich wat te laten uithoren. Dat doet ze zelf immers ook, nieuwsgierig als ze is. Ze vat snel samen dat hun reis een zoektocht is naar nieuwe belevenissen en levenslessen omdat het thuis wat te voorspelbaar en saai werd. Dat ze wel wat familie en vrienden achterlaten, maar dat ze daar geen probleem mee hebben. Wil knikt waarderend terwijl ze praat. Als ze stil is, vult hij aan: “Er is zoveel te ontdekken, zo veel waarmee een mens zich kan verrijken. Daarvoor moet je wel zo nu en dan wat loslaten. Je niet teveel hechten aan bezit en vertrouwde mensen. Ik hoop dat jullie, na wat je achter je gelaten hebt, straks niet in de verleiding komen om jezelf al teveel te binden aan de nieuwe situatie. Dat je steeds op zoekt blijft naar andere ervaringen.” Na een poosje hervat hij zijn monoloog, terwijl John en Edith aandachtig luisteren. “Mensen proberen zich altijd in groepen te verbinden, en daardoor veiligheid en zekerheid te krijgen. Het leven is niet altijd en voor iedereen even gemakkelijk. Het vervelende is echter dat na verloop van tijd zo’n groep belangrijker wordt dan jouw eigen persoon. Je merkt dat je dingen doet die goed zijn voor anderen, maar niet voor jou. Je gaat onbewust vragen stellen over wat zinvol is en welke regels en normen er werkelijk toe doen. De meesten blijven tevreden in hun situatie hangen, omdat verandering daarvan veel energie kost. Jullie hebben gekozen om op reis te gaan. Ik ben kluizenaar geworden.”
Bij John komen allerhande stereotype beelden van kluizenaars bovendrijven, maar Wil lijkt aan geen daarvan te beantwoorden. “En wat doe je dan zo de hele dag, naast het vervullen van de gewone lichamelijke behoeften? Meditatie? ”
Wil grinnikt om de vooroordelen rondom zijn levensstijl. “Je bedoelt of ik naast mijn lichaam ook mijn geest goed verzorg? Ja hoor! Maar anders als je misschien denkt. Voor mij is meditatie de ultieme vorm van het jezelf losmaken van verslavingen. Gedachten die me vroeger plaagden als handelsman laat ik nu achterwege. Gevoelens van droefheid om zo’n overval en medelijden met de gewonden zijn niet meer relevant. Genotmiddelen bepalen niet langer het ritme van mijn dag. Door meditatie leef ik in hier en nu, met alles wat ik tegenkom. Meditatie is niet meer dan elk moment bewust beleven,” Wil beweegt z’n handen als om achtereenvolgende fasen aan te geven, “en de waarheid achter de waarheid achter de waarheid herkennen. Daarvoor hoef je niet uren lang dromerig in een pijnlijke houding te blijven zitten. Dan mis je teveel van het leven om je heen.” Hij ziet Edith’s verwarring als hij over waarheid praat. “Waarheid heeft altijd meerdere niveaus van betekenis. Bij dezelfde bloem wordt voor de èèn de waarheid gegeven door de kleur en de vorm, en voor de ander juist door de geur. We praten vaak met elkaar over ons eigen, persoonlijke beeld van de werkelijkheid, en vergeten dan dat iemand anders een ander beeld kan en mag hebben! Dat is de oorzaak van veel misverstanden en ruzies. De waarheid is als een ui met vele schillen… Om er goed mee om te gaan moet je laagje voor laagje tot de kern doordringen, en vervolgens dààrover met anderen communiceren. Dat afpellen, dat is een belangrijk aspect van meditatie. En de beste methode daarvoor is om gewoon al je zintuigen te gebruiken. Dan zul je merken dat wat wij van de werkelijkheid maken, maar een slappe afspiegeling is van de realiteit.”
“Ben je een soort leraar ofzo? ” Edith kijkt geamuseerd naar John, die in gedachten verzonken is. “We hadden vroeger een vriend, Joseph, en die had ook van dat soort wijsheden. Alleen zagen wij hem nooit mediteren, of iets dergelijks.” En dan, als een plotselinge inzicht: “Joseph had geleerd om niet alleen te kijken, maar ook om te zien! ” Haar nieuwsgierigheid is nog niet bevredigd. “Hoe lang ben je al kluizenaar? Je was voorheen koopman, dus waarom heb je jezelf afgezonderd? Dat was niet per sè nodig, of wel? ” Wil twijfelt even, maar gaat er dan goed voor zitten.
Leer te kijken om te zien.
Wil vertelt over hoe hij als timmermanszoon gefascineerd raakte door het leven van de koopmannen die bij hen aan huis kwamen om het werk van zijn vader te keuren en te kopen. Daar zat een aantrekkelijke vrijheid in, vooral door de financiële ruimte die er altijd leek te zijn. Pas later moest hij ervaren dat er ook risico’s waren, en dat een koopman ook geld kon verliezen. Maar als jongeman had hem het reizen aangetrokken, met de mogelijkheid om veel mensen te ontmoeten. Hij ging in de leer bij èèn van zijn vaders klanten, een al wat oudere, kinderloze man, die hem rustig alle kneepjes van het vak leerde. En Wil was er goed in, gezien de vlucht die de zaken namen. Een vijftal jaren later had een noodlottig ongeval zijn leermeester echter uit het leven weggerukt, en Wil had vanzelfsprekend de zaak doorgezet. Omdat het gemis van een partner op te vangen had hij een samenwerking afgesproken met een jonge, ambitieuze vrouw die naast een kroeg ook een winkel dreef. Door de handel van Wil kreeg deze winkel snel goede naam door de verscheidenheid aan producten, naast de aangeboden lokale specialiteiten. Toen begon het helaas ook fout te gaan.
“Als handelaar wist ik met veel mensen om te gaan. Slechts een klein deel van de handel kwam in de winkel terecht; het merendeel van mijn verdiensten zaten in grootschaliger projecten. Mijn partner bleef natuurlijk vooral bij haar zaak, en zij kon niet goed inschatten wat de wijde wereld allemaal in petto had. Ik ben er te laat achter gekomen dat ze daardoor zichzelf erg kwetsbaar voelde.” Wil kijkt een beetje voor zich uit, alsof daar het hele tafereel weer levend wordt. “Eerst dacht ik nog dat we misschien zouden trouwen en kinderen krijgen. Zij had die verliefdheid nog niet, maar ik was ervan overtuigd dat dat zou groeien zodra we als paar succesvol waren. Ik heb door schade en schande moeten leren dat ze eigenlijk heel narcistisch is. Al ons succes kwam altijd door hààr, en ik had alleen maar geholpen. Waar ik ook mee terugkwam, welk succes ik ook behaalde, er was altijd kritiek op. Omgekeerd kon ze echter geen op- of aanmerking over haar werk verdragen. Uiteindelijk leidde dat tot regelmatige discussies en meningsverschillen. Ze moest ook altijd geprezen worden voor wat ze deed, hoe onbelangrijk ook. Die aandacht haalde ze actief, door iedereen kundig te maken van haar acties en gevoelens. In de stad kennen de mensen haar, dus iedereen zei gewoon voor de vorm ‘Toppie! Goed gedaan! Je bent echt super!’, om vervolgens zo snel mogelijk de winkel weer te verlaten. Ze had dat niet in de gaten. Als ze al iets goeds zei over een ander, dan was het altijd met zo’n sarcastische kanttekening dat het haar wel geld had gekost, of dat het met haar hulp beter zou gaan. Hoewel ze zichzelf steeds in zulke situaties bracht, eisten in haar wereldbeeld anderen haar altijd op, zodat ze nooit tijd voor zichzelf had. Ik heb er lang over gedaan om te herkennen dat voor haar maar èèn ding telt: het gevoel belangrijk en onmisbaar te zijn, door iedereen bedankt en geliefd te worden, terwijl ze anderen altijd een gunst lijkt te verlenen als ze een keer een positief oordeel uitspreekt. Ze heeft geen idee hoe anderen werkelijk naar hààr kijken, en volgens mij staat ze daar ook niet voor open. Nu ik terugkijk, weet ik dat zo iemand eigenlijk aandacht zoekt, en hulp nodig heeft. Maar indertijd ging me dat opgeblazen zelfbeeld zò tegenstaan, dat ik gewoon zonder een rooie cent vertrokken ben en alles achter me gelaten heb.”
“Ik heb toen een periode van ellende gekend. Twijfelde aan mezelf, aan de mensheid, aan de zin van het leven. Gelukkig waren er een paar bekenden die begrepen hoe de vork aan de steel zat, ondanks de mening daarover van mijn ex-partner, en zij hebben me in het begin geholpen met voedsel, onderdak en de hoogstnoodzakelijke spulletjes. Ik gaf hun wat zakelijk advies als tegenprestatie. In die tijd dacht ik veel na over wat ik allemaal meegemaakt en gezien had, en ik merkte dat ik steeds meer afstand kreeg tot het dagelijkse leven. Het was alsof ik vanaf een heuveltop naar alles keek, en steeds beter doorzag hoe alles in elkaar stak. Ook werd ik me bewust van de nutteloosheid van zich steeds weer herhalende spelletjes. Ik denk dat toen het idee om kluizenaar te worden begon te rijpen. Het heeft nog een tijdje geduurd, en ik heb in het begin vooral rondgetrokken. Na verloop van tijd ben ik weer teruggekeerd naar mijn geboortegrond, en heb me hier gevestigd. Voor mij is het leven goed zo. Soms komt er iemand langs die een praatje maakt, advies zoekt of gewoon een stuk gereedschap brengt. Meestal ben ik simpelweg hier in de omgeving, bezig met de waarheid achter de waarheid, achter…“. Wil valt stil. John en Edith weten dat ze niets hoeven te zeggen. Ze herkennen ook veel van wat Wil hen vertelde als aanleiding voor hun eigen trektocht. Zo’n egocentrisch persoon kenden ze niet, maar het is schokkend om te horen hoe iemands onbewuste gedrag zo desastreus is voor een ander. Zonder iets te zeggen neemt Edith wat brood en kaas uit hun ransel, en verdeelt dat. In de schaduw van een warme middagzon genieten ze zwijgend samen van de lunch.