Breuk
Nog ied’re nacht – denk ik aan jou,
jouw stille kracht, die m’n leven heeft veranderd.
Zo onverwacht – steeds weer geraakt
door wat ik zie om me heen bij zoveel and’ren.
En ik besef hoe ik met jou dat plezier ook heb gekend,
jouw warmte en jouw intimiteit.
Dan wellen tranen in m’n ogen, op weer zo’n zwak moment:
op jouw vriendschap was ik nog niet voorbereid.
Een lange weg – alleen te gaan,
Het maakt me sterk, maar teg’lijk ook heel onzeker.
Ik zoek mezelf – de rode draad,
de diepste kern en de wortels van mijn leven.
Ik heb geleefd in de schaduw van de mensen om me heen,
niet zelfbewust maar met heel veel geluk.
Jij wierp me terug op mezelf toen m’n ware aard verscheen.
Voor het eerst barstten mijn luchtkastelen stuk.
Jouw teed’re hand – die blije lach,
en nachten lang samen praten en beminnen.
Jouw zwoele dans – een knus diner,
of in het bos wand’len en onszelf bezinnen.
Nog altijd voel ik jouw warmte als je heel dicht bij me lag,
in bed na de weldaad van genot.
Maar in die onbekende kamers, in dat onbekende land
zochten wij naar wat er meer was dan geluk.
Het lijkt voorbij – de afstand groeit,
en in m’n hoofd zijn de beelden aan’t vervagen.
Al wat je zei, – diep in m’n hart,
ik durf niet eens om jouw aandacht meer te vragen.
Ach, hoe beklemt mij dit gevoel van verbondenheid met jou,
het dilemma: hoe vertel ik mijn verhaal?
Maar als we ieder meer gegroeid zijn, en de toekomst voelt vertrouwd,
dan -hoop ik- gebruiken wij dezelfde taal.
Maar als we ieder meer gegroeid zijn, en de toekomst voelt vertrouwd,
dan -hoop ik- gebruiken wij dezelfde taal.