Gevaar!

Het stoffige pad slingert zich loom door het beboste gebied, stijgend en dalend, en de losgeraakte keien in het droge zand maken de voettocht niet makkelijker. Hoge bomen rondom de door weelderige varens omzoomde weg bieden gelukkig nog wat beschutting tegen de felle zon. In dit hete zomerweer reizen John en Edith geen lange afstanden, maar genieten liever van de omgeving, schuilend in de schaduw langs een fris beekje. Al dagenlang hebben ze geen andere passanten meer ontmoet. Hoewel dat op zichzelf vreemd is voor deze vaak gebruikte route, vinden ze het geen probleem, afgeleid als ze zijn door nieuwe indrukken na elke bocht of heuvel. Dit is het laatste afgelegen gebied voordat ze in de buurt van een grotere stad komen. Meestal moet je dan oppassen voor zwerfvolk, vreemdelingen met een andere cultuur, waarvan je nooit weet hoe ze reageren op een eenzaam reizend paar. De stilte om hen heen is dus geruststellend en vredig.

Als ze de zoveelste lange helling oplopen, horen ze zachte, maar geleidelijk sterker wordende geluiden voor hen uit. Het lijkt alsof de klanken er niet in slagen over de top te rollen. Edith is nieuwsgierig wat er nu weer op hen wacht, maar John is meteen alert: dit wordt niet veroorzaakt door dieren of normale reizigers op weg door het bos. Hij maant Edith stil te zijn, en loopt langzamer nu, vooruit spiedend en goed luisterend. Het is een aanzwellende kakofonie van tonen, stemmen, klappen, geroezemoes, volkomen chaotisch. John kan nu over de helling kijken zonder zelf van de andere kant gezien te worden, en meteen is het rumoer luider. Hij hoort nu ook geknetter, brekend hout, metaal op metaal, roepende stemmen, kreten van pijn, geschreeuw… Instinctief duiken ze ineen en verschuilen zich tussen de varens, terwijl ze voorzichtig verder sluipen om te zien wat er aan de hand is. Dan merkt Edith in de verte wat beweging op, en slaakt bijna een kreet van schrik. Verderop eindigt het bos in een lichte plek, en achter de silhouetten van donkere stammen ziet ze gestalten lopen, rennen, en voelt ze meer dan dat ze het hoort dat daarginds gevochten wordt. Iemand vlucht de weg op, in hun richting, valt dan voorover en blijft liggen. Nu ruiken ze ook rook, en zien ze hier en daar vlammen oplaaien. Het is blijkbaar niet alleen hout wat daarginds brandt.

Even zijn ze als verlamd van schrik, maar dan wil Edith opstaan. “John, daar zijn mensen in nood! We moeten kijken of we hen kunnen helpen! ” Maar John houdt haar tegen, en druk haar achter zich. Ze protesteert, en boos maant John haar om stil te zijn. Hij weet wat daar gaande is. Hij heeft er verhalen over gehoord van zowel overlevenden als van opscheppers. De een vraagt zich af wat hem is overkomen, en waarom, terwijl de ander, vaak nog in een roes, trots is op veroverd bezit. Hun vroegere gemeenschap liet in beide gevallen de mensen even bijkomen om dat verleden kwijt te raken, en nam ze dan eventueel op in eigen gelederen. Er was immers altijd genoeg te doen, en activiteit doet trauma’s vergeten. In een groep gedraagt iemand zich vaak heel anders dan als eenling, en in een andere kring mensen schaamt men zich later meestal voor eerdere vergrijpen. De vroegere gemeenschap van John en Edith koos uit praktische overwegingen nooit partij. Ten eerste kan daarmee het verleden toch niet meer ongedaan worden gemaakt, en het houdt je buiten de conflicten van anderen.

John schat in dat ginds een baldadige bende gestuit is op een groep van het zwerfvolk. Dan botsen twee culturen, en komen de meest primitieve reacties naar boven: het recht van de sterkste botvieren, en de afwijkende cultuur vernietigen. De bendes vinden het normaal te nemen wat ze maar willen. Hun waarden draaien vooral om kameraadschap, lichaamskracht en de hoeveelheid materieel bezit. Ze zijn net zo onverschillig ten aanzien van het leven van hun slachtoffers, als dat van hun kompanen die door een fout in de problemen komen. Hun werk is om met zo weinig mogelijk risico en verliezen te veroveren wat anderen door eerlijke arbeid hebben gerealiseerd. Zwerfvolken daarentegen leven meestal in en van de natuur. Hun waarden en normen zijn daaraan ontleend, en vaak meer geestelijk van aard. Wijsheid en inzicht worden geëerd, en familiebanden zijn belangrijk voor het doorgeven van kennis en ervaring. Hoewel ze zichzelf goed kunnen verdedigen, zijn ze over het algemeen geen partij voor de georganiseerde bendes van lokale bewoners die met bruut geweld hun slag slaan. Zoiets lijkt in de verte gaande te zijn, zoals een roedel wolven die een schaapskudde overvalt.

Edith, we zijn maar met z’n tweetjes! We kunnen niks doen zonder zelf ook gevaar te lopen. Voor beide partijen zijn wij vreemden, en dus een potentiële vijand! En zo’n bende zal ons nooit laten gaan om wat we gezien hebben! 
Hij merkt hoe het even duurt voordat Edith’s woede begint weg te ebben. Haar eerste reactie is eigenlijk net zo primair: partij kiezen en hulp bieden. Ze was ook altijd al verontwaardigd geweest over hun oude gemeenschap, welke nooit een oordeel uitsprak om toekomstige wantoestanden te voorkomen. Dat vond ze laf, en alleen tot voordeel van kooplui die niemand kwaad deden, maar wel altijd en zonder mededogen maximaal voordeel wilden behalen. Elkaar helpen op basis van vertrouwen had ze maar bij een paar mensen herkend, zoals Joseph, en natuurlijk John. Zij staan écht open voor andere indrukken, zienswijzen en opvattingen, terwijl de rest wel praat over tolerantie, maar in werkelijkheid gewoon de verschillen negeert. Van zo’n groep wil Edith geen deel uitmaken, en dat was haar belangrijkste drijfveer om John te steunen bij zijn voorbereidingen om te vertrekken.
Edith beseft dat John helaas gelijk heeft. Het is zelfs beter nog verder van de weg af te gaan, voor het geval de overwinnaar in deze richting verder trekt. Ze schudt de frustratie van zich af, en zegt: “Okay! Ik begrijp het. Laten we een betere schuilplek zoeken, en wachten. We kunnen hier goed op eventuele vluchtelingen letten. Denk je dat we een omweg moeten maken?
Nee, waarschijnlijk niet. Zulke bendes blijven niet lang hangen. Er kan een patrouille of een andere reisgroep voorbijkomen. Als ze hebben wat ze willen, dan gaan ze weer weg. Dan kunnen wij kijken wat er nog te redden is.
Inderdaad verflauwt het rumoer al snel tot een enkele roep of lach, en zien ze hoe een troep zich over de weg in hun richting beweegt. John realiseert zich dat de andere partij waarschijnlijk voor hen uitgereisd is, de reden waarom ze zolang niemand tegengekomen zijn. De bende kwam hen toevallig tegemoet, met een onvermijdelijke botsing tot gevolg. Hij huivert. Het had hem en Edith ook kunnen overkomen… Op enige afstand passeert de troep hen nu, mannen en vrouwen die hard en uitgelaten roepen, elkaar helpen met incidentele verwondingen, en ondertussen allerhande voorwerpen bewonderen. John huivert bij het zien van hun onbegrijpelijke lichaamsversieringen en de wanordelijke eenvormigheid van hun kleding. Ze zijn te ver weg om de blik in hun ogen te zien, maar John raadt dat daarin de nawerking van de verslavende strijd en de roes van de overwinning weerspiegeld zijn. Hij merkt dat Edith voorzichtig verder wegkruipt, en samen wachten ze gespannen af tot de groep ver genoeg weg is, en ze zeker weten dat er geen achterblijvers meer zijn.