Afscheid

Geen lach siert nu die zachte mond,
geen woord van troost dat mij verstomt
vloeit over die lippen, en ach:
ik weet dat ik ze nooit meer voelen mag.

Geen stem -vol van vertrouwen- komt
vanuit jouw zachte, warme romp,
en roept mij tot een blijde lach;
jij ziet mij niet, deze laatste dag.

Straks scheidt een dikke laag dood zand
jou van dit roerig levend land.
Ik zoek naar grenzen, naar jouw hand,
jouw sprankelende oogopslag
waar ik ooit dieper in verzonk
dan jij nu rust in zwarte grond.