“John! John! Lucy is hier! “
Edith komt opgewonden de kamer binnenstormen, waar John probeert zich te concentreren op een bericht over de huidige heerser in de stad, een nogal met zichzelf ingenomen autoritaire figuur met een kort lontje. Het duurt even voordat hij terug is in het hier en nu, en dan nog een moment totdat hij beseft over wie Edith het heeft. Lucy…. Een goede bekende van vroeger, een paar jaar ouder dan hij, en een betrouwbare steun en toeverlaat in het dorp waar ze vandaan komen. Iemand die eerlijkheid en waarheid waardeert en nastreeft, en daarom ook wel eens met deze of gene in de clinch raakt. John is plotseling benieuwd wat Lucy naar de stad brengt; dit is niet echt haar soort omgeving.
Even later komt Edith met een zichtbaar vermoeide en wat stoffige bekende verschijning de kamer binnen. “Lucy! ” zegt John, oprecht blij haar te zien, “Dat is lang geleden! Heremetijd! Wat brengt jou helemaal hier naartoe? ” Ze omarmen elkaar hartelijk en daarna loodst Edith Lucy naar een lege stoel. Ze wil duizend en èèn dingen vragen en zeggen, maar bedwingt zich om Lucy de kans te geven te acclimatiseren. Die kijkt om zich heen, alsof ze de omgeving inspecteert, haalt adem, zucht eens diep, en kijkt hen dan ernstig aan. “Joseph is dood! ” zegt ze plompverloren, duidelijk moeite hebbend zo’n bericht over te brengen.
De stilte valt zwaar over de aanwezigen in de kamer heen. Het is alsof iedereen even de adem inhoudt, alsof de tijd even vertraagt en de wereld in èèn kort moment heel inzichtelijk wordt. Dan, met haar gebruikelijke nuchterheid, gaat Lucy verder: “Het was een keer te verwachten, natuurlijk. Hij was al oud, zò oud dat niemand precies zijn leeftijd wist. En hij kreeg steeds meer last van allerhande lichamelijke ongemakken die zo met de jaren komen. Het is misschien maar goed zo. Nu kon hij tot het laatste toe genieten van bezoekjes en feesten.” John hoort wat ze zegt, weet dat ze gelijk heeft, maar toch staat zijn wereld even stil, en tuimelen zijn gedachten terug in de tijd, naar de momenten dat hij met Joseph samen was, en gedachten en gevoelens deelde. Hij hoort Lucy en Edith op de achtergrond praten, over het konvooi van wagens waarmee Lucy naar de stad kwam, hoe snel dat ging doordat ze dag en nacht doorreden, hoe onplezierig sommige reisgenoten waren, en hoe ze eenmaal in de stad moeite had gehad om John en Edith te vinden. Via-via was dat gelukt, en nu zat ze hier. “Ik gebruik deze gelegenheid om meteen wat spullen in te kopen voor mensen uit het dorp, voordat ik weer terug ga. Maar ik vond dat jullie moesten weten dat Joseph…” Abrupt staat John op. Hij wil even alleen zijn met zijn gedachten, en zonder iets te zeggen loopt hij naar buiten, de straat op. Edith houdt Lucy tegen, die op wil staan, wat wil zeggen tegen John. “Jij blijft een paar dagen hier, lijkt me. Ga eerst maar jezelf opfrissen en wat uitrusten. Straks praten we verder, goed? ” Lucy knikt instemmend, en volgt Edith naar een slaapkamer.
John staat op een brug over een kanaaltje, en leunt op de balustrade terwijl hij zijn gedachten de vrije loop laat. Hij merkt weinig van de drukte om hem heen. Hier trekt niemand zich iets van hem aan. Hij denkt aan het moment dat hij met Edith voor de brug stond toen ze hun dorp verlieten en op weg gingen. Joseph had hen aangemoedigd om iets van de wereld te ontdekken. Hij moest toen al beseft hebben dat de kans klein was dat ze elkaar weer zouden ontmoeten. Voor John was Joseph zo’n vast gegeven, dat hij daar helemaal niet bij stilgestaan had. Hoe zou dat zijn, afscheid nemen en weten dat het definitief is? We staan er vaak helemaal niet bij stil dat elk afscheid wel eens het laatste zou kunnen zijn. Een ongelukje, een overval, of gewoon, zomaar overlijden. Het is misschien maar goed ook dat we daar niet steeds mee bezig zijn, dat zou onze vooruitgang alleen maar afremmen. Maar toch… Het knaagt wel een beetje.
Joseph was een begenadigd schilder geweest. John denkt terug aan de keren dat ze samen het werk van Joseph bespraken. In zijn eigen stijl legde hij scénes vast, verstilde momenten waarin de tijd even vertraagt en een verborgen boodschap loslaat. Meestal een gematigd positief beeld, hoogst zelden donker en koud. Toch zat het spel van licht en donker in al zijn werk, net als in zijn denken en levenswijze. Voorspoed en tegenslag wisselen elkaar af, en beide hebben hun nut, net als regen en zonneschijn. Als het meezit moet je oogsten, en als het tegenzit is het tijd om afstand te nemen en te bezinnen. Hoe zou Joseph hun afscheid hebben bestempeld? Of had hij daarin de dualiteit herkend en als zodanig ook een plaatsje gegeven?
Door honger gedreven gaat John aan het begin van de avond weer naar huis. Hij ruikt de stoofschotel die Edith voorbereid heeft, en hoort de zachte stemmen van beide vrouwen. Ze vallen even stil als hij binnenkomt, maar hij stelt ze gerust. “Ik moest even het bericht verwerken, dat is alles. Gewoon even de herinneringen laten opwellen, want ik heb veel met hem meegemaakt. Het is goed nu; ik hoop dat hij niet heeft geleden? ” Vragend kijkt hij naar Lucy. Die schudt haar hoofd. “Nee hoor. Hij was een paar dagen wat slapjes en at wat minder, en op een ochtend is hij niet meer wakker geworden. Best vreedzaam ingeslapen, zo te zien.” John is opgelucht, hoewel hij beseft dat je nooit weet wat iemand voor je verzwijgt op zulke laatste momenten. Maar dat doet allemaal niet meer terzake. “Het is fijn dat je het ons bent komen vertellen. Maar het is wel een enorme opgave geweest om die hele afstand in je eentje af te leggen! ” Lucy lacht. “Ik was natuurlijk niet echt alleen in dat konvooi, en de reis was best comfortabel, afgezien van dat gehobbel zo nu en dan. De wegen zijn nog niet overal zo goed. Maar het was inderdaad een lange reis.” Ze gaat even verzitten, en haalt uit de tas achter haar een vlak pakketje. “Joseph wilde dat jullie dit kregen…” Nieuwsgierig pakt John het geschenk uit. Hij had meteen de vorm van een schilderij herkend, maar toen hij het zag schoot zijn gemoed toch even vol. Het was een afbeelding van zijn oude thuis, het huis, de voorplaats, met op de achtergrond de bomen en bergen waar hij zo van hield. En op de voorgrond het bankje, waar hij zo vaak in stilte met Joseph van de ondergaande zon had genoten. De warmte van die zonsondergang lag als een oranje-gouden gloed over het tafereel. Edith slaakt een verrast kreetje: “Dit is echt helemaal Joseph! ” John kijkt met verbazing naar het licht en de schaduwen, de spanning en de rust. Hij herkent het onderwerp, maar wist niet dat Joseph dat ooit vastgelegd had. Lucy ziet zijn gezichtsuitdrukking, en zegt: “Joseph heeft dit geschilderd een paar weken nadat jullie vertrokken waren. Iedereen wist dat dit zijn manier was om het afscheid te verwerken. Ik denk dat hij het waardeerde dat niemand daarover sprak. Hij was nooit zo goed in het uiten van gevoelens. Toen het klaar was zei hij wel dat hij het ooit naar jullie zou sturen, maar tot zijn overlijden heeft het schilderij in zijn kamer gestaan. Daarom ben ik het komen brengen. Dat zou Joseph gewild hebben! “
De tranen staan bij John en Edith in de ogen als ze naar Lucy kijken en haar hartelijk bedanken voor de genomen moeite. Woorden zijn overbodig, en John merkt dat hij zich wat afsluit. Lucy wil echter nog wat meer zeggen. Ze kijkt verontschuldigend, alsof ze hoopt dat het haar niet kwalijk genomen wordt. “Je moet weten, John, dat Joseph jullie gemist heeft. Hij vond het heerlijk om met jullie samen te zijn. Hij wist dat het nodig was, dat jullie eropuit moesten. Maar toch… het greep hem wel aan. Ik heb het zelf niet gezien, maar jouw buren vertelden dat, nadat jullie vertrokken waren, Joseph uren lang op het plein heeft rondgelopen. Van de bank waar jullie zo vaak zaten naar de brug, en weer terug. Soms bleef hij staan, en keek in de verte of hij jullie nog kon zien. Hij wilde toen met niemand praten. Pas de volgende dag leek hij weer zichzelf, alsof er niets gebeurd was. Een paar dagen later begon hij aan dit schilderij.” John voelt zich nu bezwaard, en dat is op zijn gezicht te zien. Lucy haast zich dan ook om te zeggen dat Joseph daarna weer gewoon deelnam aan het dorpsleven, dat er niets meer aan hem te merken was. Dat afscheid nemen nu eenmaal een proces is, en dat dat bij het leven hoort. Dat Joseph daarna weer buiten met de kleine kinderen speelde en lachte. En dat Joseph, gezien zijn hoge leeftijd, wel vaker mensen heeft zien komen en gaan in zijn leven. Dan schiet John het motto binnen, dat Joseph hem ooit eens vertelde:
Het leven is als een schilderij:
In memoriam Herman Rugebregt
een spel van licht en donker.