Tussenstop

Ik heb al vaker geschreven dat het leven veel weg heeft van een lange reis naar onbekende bestemmingen. Of ik tevreden ben met mijn leven wordt daarbij niet bepaald door het bereiken van verwachtingsvol geplande eindbestemmingen, maar door de reis zelf. Het gaat om de veranderingen die ik tegenkom, en hoe daarmee omgegaan wordt. Welke mensen mijn pad kruisen, en de relaties die daaruit ontstaan. De èèn heeft als gevolg daarvan een adresboek met meer dan 100 namen, maar bij mij zijn dat er slechts een tiental. Aan meer kontakten heb ik geen behoefte. Momenteel bevind ik me bovendien in een interessante levensfase. Nog net niet met pensioen, maar al wel buiten het arbeidsproces staand, ben ik jong genoeg om niet al oud te zijn, en ook oud genoeg om niet meer echt jong te zijn. Het voelt voor mij tegenwoordig vaak alsof ik nu een tussenstop maak.

Voor de coronapandemie reed ik vaak van Eindhoven naar het Zwarte Woud. Zo’n rit van 5 uur via de Autobahn vind ik best ontspannend. Kilometer na kilometer flitst voorbij terwijl de klok langzaam vooruit kruipt. Een periode waarin je eigenlijk niets creëert. Je houdt het gaspedaal ingedrukt, kijkt alert om je heen en in de spiegels, anticipeert op andere weggebruikers en geniet tussendoor van het uitzicht. Ik betrapte mezelf er soms op dat ik hèèl zeker wist dat ik goed oplette, maar dat ik me niet meer kon herinneren wat ik even geleden had gezien, of hoe de verkeerssituatie toen was. Je rijdt dan als een perfecte machine op de automatische piloot. Daarom maak ik halverwege een tussenstop bij de Moezel. Wederom mooi uitzicht, nu over een slingerende rivier met langs de oevers terrassen vol wijnranken. Een stuk van de route ligt achter me, met alle eventuele frustraties over hinderlijke situaties. Voordat ik verderga ontspan ik, geniet van de rust en het panorama, en laad nieuwe energie op.

Zo voelt het tegenwoordig ook, alsof ik een tussenstop maak in mijn leven.
Het moment dat de voorbije jaren en belevenissen de revue passeren, en het resterende traject voor je ligt. Dat bijzondere moment dat je diep ademhaalt, en bedenkt hoe je verder wilt gaan, op volle snelheid, of eerder wat bedachtzamer. Wil je, om zo maar eens te zeggen, nog een telefoontje plegen voor je verder trekt, of zie je vanzelf wel hoe het loopt. Ik zie nu duidelijker voor me wie ik was, en wie ik geworden ben. Hoe mijn identiteit zich ontwikkeld en verdiept heeft. Wat mijn afkomst is, en wie mijn nageslacht. Had het zin om deze rit te maken? Is het nog steeds zinvol om verder te gaan?

Ik weet nog goed hoe ik als kind naar mijn ouders en naar mijn grootouders keek. Dat waren figuren die niet veranderden, rotsvast bleven in de turbulentie die mijn jonge leven nu eenmaal doormaakte. Maar ieder wel op een andere manier.

Mijn grootouders waren dus oud, zonder dat ik me daar een voorstelling bij maakte. Het was een soort van etiket, net als een prijskaartje. Ik had ontzag voor ze, ook als ze plezier hadden en in lachen uitbarstten. En dat, terwijl ze me nooit straften of corrigeerden. Achteraf denk ik dat ik bang was hun vriendelijkheid kwijt te raken als ik me niet fatsoenlijk gedroeg. Daar was ik best onzeker over, want welk kind onder de 10 jaar weet nou wat het betekent om je fatsoen te houden? Je leert pas wat grenzen zijn als iemand anders je een paar keer zegt dat je eroverheen gegaan bent. Mijn grootouders waren in mijn beleving alwetend en onaantastbaar. Al bij al had ik een goede verstandhouding met hen, vooral met de Opa en Oma van Nederlands-Indische zijde, via (uitgebreide) familiebijeenkomsten, spelletjes doen en erg veel en lekker eten. Zij waren alle 4 een onomstotelijke factor in mijn leven, en toen ze in mijn tienertijd stierven van ouderdom, was dat eigenlijk net zo natuurlijk.

Mijn ouders waren niet oud, niet zoals een Opa of Oma. Het ouder-kind verschil had niets te maken met leeftijd, en zou, zoals ik veel later pas ontdekte, eigenlijk nooit veranderen. Beiden waren er gewoon, onveranderlijk, en bemoeiden zich veel actiever met mijn leven als mijn grootouders. Soms was dat plezierig, soms ook niet. Meestal gaven ze houvast, maar er waren momenten dat ik stijf stond van de spanning als ik me niet goed gedragen had. Bang voor straf achteraf, terwijl ik de directe vervelende gevolgen van mijn gedrag al had moeten ondergaan. Dat waren mensen wiens rechtvaardigheidsgevoel niet altijd overeenstemde met dat van mij. Ik was afhankelijk van hen, wilde daarentegen ook niet zonder hen, en moest hun oordeel dus gewoon ondergaan. Zolang ik goed mijn best deed, aan de verwachtingen beantwoordde en verder niet te veel opviel, was alles in orde. Als kind leer je dan natuurlijk ook hoe je uit het zicht moet blijven, terwijl je de onbekende wereld om je heen ontdekt. Wat ik wel onvoorwaardelijk voelde was de liefde die tussen ons bestond, een natuurlijke zekerheid die ik nooit betwijfeld heb, en waarvan ik wist dat die in elke situatie, bij welk conflict dan ook, overeind zou blijven.

En nu ben ik Opa.
Nou ja, biologisch gezien klopt dat niet. Ik heb in die context geen nageslacht. Mijn genen hebben in mij het eindpunt bereikt. Wellicht lijken ze op mij, en waren ze te naief om de kansen te grijpen toen die zich voordeden. Wat ik eigenlijk ook wel weer prima vind. Ik heb bovendien een fantastische stiefdochter met twee jonge knullen die mij nu heel vanzelfsprekend Opa noemen. Ze wonen een beetje ver weg, vandaar die tussenstops aan de Moezel, maar er is wel degelijk een relatie tussen ons. Voor die twee Buben probeer ik een andere Opa te zijn als ik zelf heb gehad. Meer actieve gezelligheid (uiteraard met lekker eten), spannend knutselen, avonturen beleven in het park, mezelf als speeltuig laten afbeulen. Okè, daarbij worden wel eens grenzen overschreden. En dan ben ik weer net als mijn eigen grootouders… toegeeflijk, handig genoeg om de ergste problemen te vermijden en het spel in een goede richting om te buigen. Ik begrijp ze, ik herken hun ontdekkingsreis, hun nieuwsgierigheid en hun onervarenheid. Ik herken ook (op hoofdlijnen natuurlijk, niet de details) de relatie met hun ouders. En ik weet al hoe ze naar een Opa kijken.

Toen ik ouder werd, als jongvolwassene, was mijn leven volop in beweging. Mijn ouders waren ondertussen de nieuwe Opa en Oma geworden van de volgende generatie, en ik was de jongste Oom, met genoeg tijd voor mijn broer en zus om hen zo nu en dan even te ontlasten van hun grut. Er veranderde ook wat in de verhouding tot mijn ouders. Het gevoelsmatige ouder-kind verschil bleef, maar het brandpunt van mijn bestaan kantelde. Waar het eerst vooral hún leven was waar ik deel van uitmaakte, verschoof het accent naar míjn leven waar zíj een onderdeel van vormden. Ik nam het roer van mijn leven van hen over. Studie, topsport en een zeer dynamische baan absorbeerden al mijn aandacht, en mijn ouders schoven langzaam naar de zijlijn van mijn dagelijkse beslommeringen. Mijn wereldbeeld was de toekomst, en hun wereld was er een van bijna geschiedkundige aard. Het was de tijd waarin onze contacten beduidend minder werden, tot op de spaarzame verplichte momenten na.

Mijn “dochter” gaat nu door een vergelijkbare levensfase heen. Ze wordt opgeslokt door haar gezin, haar werk, de dagelijkse tredmolen van alles wat van haar verwacht wordt, en dan zijn er ook nog de (schoon- en stief-)ouders waar ze zichzelf zo nu en dan moet melden. Ik herken en begrijp die situatie omdat ik die zelf als kinderloze vrijgezel nog niet eens half zo intens heb meegemaakt. Ik besef nu waarom mijn ouders hun dank uitspraken als ik weer eens op bezoek was geweest. Dat doe ik nu ook, gewoon omdat ik weet hoe weinig uren er in een dag zitten op die leeftijd, hoe graag je een momentje alleen voor jezelf wilt hebben. En ik besef terdege dat mijn ouders toentertijd vol in het proces van loslaten zaten, al vanaf dat hun kind in een eigen bootje de rivier van het leven opvoer. Ook zij moeten toen dat gevoel van een tussenstop hebben gehad.

Nadat ik de hele wereld was rondgereisd, ontmoette ik mijn levenspartner en door haar vond ik langzaamaan meer rust in mijn leven. Ik nam meer afstand van wat mij zo terloops had opgeslokt, en de kontakten met mijn ouders werden weer frequenter. Ik ontdekte ineens dat hun leven in de tussentijd ook verdergegaan was met nieuwe hobby’s en activiteiten. Sterker nog, ze hadden voorheen een leven gehad waar ik maar weinig vanaf wist. Hoe ze als kind geleefd hadden, de oorlogsjaren en hun best gevaarlijke verzetsactiviteiten, hun eerste ontmoeting aan boord van een troepenschip naar Australië, de veelbelovende jaren van het jonge gezin, de repatriëring na de onafhankelijkheid van Indonesië, een nieuwe start vanaf grond, werkperikelen, en de latere ontwikkeling in het huishouden waarvan ik zelf ook deel uitmaakte. Hoe ze hun kinderen opvoedden en met welke problemen ze daarbij te maken hadden. Het werd me duidelijk dat zij mij op veel manieren enorm hebben gestimuleerd en gemotiveerd, en me toch de vrijheid gelaten hebben. Daarna, terwijl ik met hen meeliep over de weg van ouderdom, zag ik nieuwe worstelingen en vraagstukken, maar ook hun plezier als ze bijvoorbeeld naar de achterkleinkinderen keken. Ze vertelden gaandeweg steeds meer over hun eigen ouders, zodat ook die historische figuren voor mij mensen van vlees en bloed werden, zelfs al waren ze al jaren eerder overleden. Pas in deze fase ontgroeiden mijn ouders de rol die ze in mijn leven hadden gespeeld, en leefden ze op als een zwart-wit foto die je langzaam inkleurt. Diep in mijn hart zou ik willen dat ik die foto op tijd afgemaakt had.

Hier ben ik dan op m’n tussenstop, net wel of net niet behorend tot de oudste generatie. Eigen kinderen heb ik niet, maar ik ben blij met de jonge vrouw die voor mij aanvoelt als de dochter die ik graag wilde hebben. Ik heb goede herinneringen aan mijn neefjes en nichtjes, nu allemaal jongvolwassenen, en de weinige keren dat ik ze zie, weet ik dat ook zij terugdenken aan onze ontspannen vakanties of logeerpartijtjes. Via werk en sport heb ik aan vele mensen iets doorgegeven van het warme nest waarin ik ben opgegroeid. Ik ben graag een trainer of coach, anderen helpend hun eigen weg te ontdekken. Omdat ik mezelf steeds weer wegcijferde was mijn identiteit lang een onduidelijk thema, maar gaandeweg heb ik dat losgelaten. Wie ik uiteindelijk geworden ben is het enige wat telt. De reis was super interessant en leerzaam, soms ook pijnlijk, maar uiteindelijk altijd bevredigend. Het was prachtig om eerst dat onzekere jonge meisje te zien opgroeien tot een boeiende volwassen vrouw, en daarna de twee jongens te volgen op hun ontdekkingstocht door het leven. Mijn opgedane levenservaring kleurt dat alles in met begrip, vertrouwen en steun. Daardoor kan ik een beetje door hun ogen naar mezelf kijken.

Mijn ouders moeten deze zelfde ervaring hebben gehad: omdat ik wat losgekoppeld raak van de volgende generaties, bekruipt me soms het gevoel van eenzaamheid. Natuurlijk heb ik een liefhebbende zielsverwante, en generatiegenoten in dezelfde situatie, maar die ontkoppeling voelt toch een beetje als een verlies, als laat ik iets achter me. Het is dat melancholieke gevoel, zoals wanneer je tijdens een tussenstop terugkijkt naar waar je vandaan komt, en weet dat de Autobahn in de andere richting verdergaat. Je beseft dat grote stukken van jouw leven een blinde vlek zijn voor de volgende generatie. Jouw foto is voor hen nog een grotendeels monochrome afbeelding. Als er iets van mij achterblijft, is dat nu vooral het effect dat ik op andere mensen had. Diep in mijn binnenste fluistert een klein stemmetje dat familie van de volgende generaties mij niet echt kennen, hoewel dat eigenlijk wel fijn zou zijn. Gezien worden is toch vooral ook begrepen worden. Dit is het cyclische ritme der generaties. Dat is waarom mijn ouders mij dingen zijn gaan vertellen, en waardoor ik meer vragen ben gaan stellen. Dat is ook waarom ik weet dat ik na deze mooie tussenstop gewoon verder zal reizen, zodat die mogelijkheid zich vanzelf voordoet. Voor mijzelf, en de generaties na mij.