Polarisatie

Polarisatie

Rond twee uur gaat de winkel een uurtje dicht. Dat is een gewoonte, ontstaan gedurende warme zomers, als het zo heet is dat iedereen liever thuis de beschutting van schaduw zoekt. In de andere jaargetijden speelt dat niet zo, maar eenmaal ingesleten was dat ritme gebleven. Voor Edith zijn die uurtjes de gezellige momenten dat ze graag met anderen kletst over wat er zoal te beleven valt in de stad. De nazomer is heel aangenaam. Dan geniet ze graag op een bankje op het plein voor de winkel van wat lekkers en bekijkt de drukte van mensen die allemaal onderweg zijn ergens naartoe, of weer terugkomen daarvan. Terwijl ze de zich steeds herhalende patronen herkent, laat Edith haar gedachten gaan over de betoging en wat anderen daarover vertelden.

Veel klanten vonden die rellen gewoon spannend. Een afwisseling van de tredmolen die de stad eigenlijk toch best vaak is. Het klopt dat hier dynamischer is, dat er veel meer variëteit is dan in een dorp, maar uiteindelijk, als je een tijdje meeloopt, dan is het toch allemaal meer van hetzelfde. De spanningen zijn wat groter dan in het dorp, en op de een of andere manier lijken de verschillende belangen ook strijdiger. Maar als het de spuigaten uitloopt, dan is er weer de burgerwacht die ingrijpt, en een van de magistraten die bemiddelt. Het lijkt wel dat je in deze stad eerst een heel extreme houding moet aannemen, voordat je iets bereikt. Hard roepen, stennis maken en schelden, bijna verhongeren van armoede, slaande ruzie krijgen, spullen kapot maken, doodziek zijn… allemaal gedragingen die ze hier al vaker had gezien dan haar lief was, en die in het dorp zelden of nooit voorkwamen. En wat voor Edith erger was: de mensen leken dat normaal te vinden, waren eraan gewend om zo hun zaakjes te regelen. Als je onzichtbaar onder het maaiveld bleef, werd je vergeten, en werd er zonder pardon over je besloten.

Edith had het daar met Lucy ook wel eens over gehad, voordat die weer terugkeerde naar huis. Voor Lucy was dit gedrag typisch voor een stad. Ze had er een duidelijke mening over, maar uitte die niet als er kennissen van Edith of John in de buurt waren, beducht als ze was voor de agressieve confrontaties die daaruit konden ontstaan. Lucy was van mening dat het met de grote verschillen tussen arme en rijke mensen te maken had, en de machtsverschillen die daardoor zo duidelijk werden. Als je veel geld hebt, zijn macht en status blijkbaar vanzelfsprekend, en omgekeerd leken invloedrijke en welgestelde mensen ook weer geld aan te trekken. Alleen door heel hard werken, meedogenloos zijn, een portie geluk en de juiste connecties kon je jezelf in dat wereldje naar binnen wurmen. Edith begreep goed wat Lucy bedoelde, want voor haar en John was die wereld ver weg. De klanten in de winkel behandelden Edith ook als een hulpje, een onderdeel van de zaak, en niet als mens met gevoelens. Toch had Edith het er naar haar zin. Het werk was in ieder geval ongecompliceerd, en ze had tijd om tussendoor gezellig te kletsen.

Wat in de stad ook sterker speelde als in het dorp, was politiek. In de dorpsraad waren natuurlijk ook discussies en meningen, en was het soms echt een kunst om een goed compromis te sluiten, maar het gemeenschappelijk belang voerde uiteindelijk altijd de boventoon. De onderhuidse stadse spanning leidt in de politiek echter eerder tot polarisatie, ver uit elkaar liggende standpunten die elke vorm van toenadering ideologisch onmogelijk maakten. Als mensen over hun mening spraken, hadden ze het eigenlijk alleen maar over de ideologie, het standpunt van de partij, en niet over hoe ze als mens ergens tegenaan keken. Stedelijke politiek was een soort van theater, waarin de ander in extreme bewoordingen zo belachelijk mogelijk werd gemaakt. Woorden die ophitsten, gevoelens van groepssolidariteit opriepen, en uiteindelijk leidden tot het soort demonstraties van de laatste tijd. Niemand voelde zich gehoord, maar niemand luisterde ook echt naar de ander.

Niemand voelt zich gehoord
want niemand luistert naar de ander.

Wat Edith in de winkel geleerd had was het verband tussen toegevoegde waarde en opbrengst. Als je stof koopt, en je maakt er een mooie jurk van, dan heb je aan de stof iets van waarde toegevoegd, waardoor mensen meer willen betalen dan voor de stof alleen. Dan kun je iets verdienen. De uren die je erin stopt worden meestal niet zo gewaardeerd, maar je creativiteit wel. Het meeste wordt nog betaald voor de aandacht die je mensen geeft, het gevoel dat ze persoonlijk worden geholpen, dat zo’n jurk speciaal voor die klant is bedacht en gemaakt. Voor Edith is het beste voorbeeld van aandacht die je gericht aan iemand kunt geven, het werk dat een verzorgsters doet, of iemand die met ouderen werkt. Vreemd genoeg wordt dat in de stad eigenlijk helemaal niet gewaardeerd. Het wordt gezien als een lastige verplichting, waar de stad niet onderuit kan, en waarvoor men dus schoorvoetend werd wat geld ter beschikking stelt. Alleen de rijke mensen kunnen zich privéhulp veroorloven, en dat wordt dan wél weer goed betaald. Maar dat is dan weer een privilege voor de elite, terwijl die nauwelijks dankbaarheid uiten vanwege de hoge vergoeding.

Als Edith na haar pauze terugloopt, vraagt ze zich af of polarisatie ook toegevoegde waarde heeft, en zo ja: voor wie? Helpt het om ingewikkelde kwesties eenvoudiger te maken? Of wordt alles dan juist té simpel, en een karikatuur van de werkelijkheid? Kan er uit polarisatie ooit een compromis komen, een oplossing waarin beide partijen zich kunnen vinden, of zit de meerwaarde erin dat ieder om de beurt een keer gelijk krijgt en daarmee het eigen ego kan oppoetsen? Als dorpse vrouw komt dit op Edith vooral over als verspilde energie en tijd die beter aan andere zaken besteed kunnen worden. Tot haar schande had ze al gemerkt dat die houding absoluut niet gewaardeerd werd. Je hoorde partij te kiezen, of op z’n best te bemiddelen, maar kritiek uitoefenen op het gedrag van de kemphanen werd niet geaccepteerd. Zeker niet toen Edith een keer lachend had gezegd ze elkaar altijd nodig zouden hebben, omdat ze anders niet zo heerlijk met elkaar konden bakkeleien. Tegenpolen trekken elkaar aan, was haar overtuiging, en dan kon je er maar beter het beste van maken!